Université Saint-Louis - Bruxelles
English
|

MHUB1280N - Verbintenissenrecht + Travaux pratiques avec casus en droit des obligations



Crédits : 8

Professeurs :
Mode d'enseignement :
Présentiel, deuxième quadrimestre, 60 heures de théorie et 9 heures de travaux pratiques avec casus.

Langues d'enseignement :
Nederlands

Français (et compréhension du néerlandais conseillée)

Activités d'apprentissages :
MHUB1280A - Verbintenissenrecht [2 Q. • 60 Th. • Pond. : 3] Annick De Boeck
MHUB1280B - Travaux pratiques avec casus de droit des obligations [2 Q. • 9 Ex. • Pond. : 1] Pierre Jadoul, Yannick Ninane

Objectifs d'apprentissage :
1. De student moet in staat zijn een gestructureerde uiteenzetting te geven over verbintenisrechtelijke problemen, waarbij grondigheid moet gepaard gaan met inzicht in de gehele stof. Beheersingsniveau 2
2. De student zal moeten aantonen verbanden te kunnen leggen tussen verschillende onderdelen van de stof die in de praktijk vaak verweven blijken te zijn. Beheersingsniveau 2
3. Bijzondere aandacht voor een juist gebruik van het juridisch vakjargon is daarbij onontbeerlijk. Beheersingsniveau 2
4. Vlot gebruik van de van toepassing zijnde wetteksten (BW, bijzondere wetten)Juridische vaardigheid tot analyse van een casus: begrip en structurering, juridische vertaling, probleemoplossing (de gegeven oplossing(-en) theoretisch verantwoorden en/of tegen elkaar af wegen). Beheersingsniveau 2
5. Hanteren van juridische reflexen en redeneerschema's. Beheersingsniveau 3
6. Degelijke kennis van de belangrijkste onderdelen van het verbintenissenrecht. Beheersingsniveau 1

Les travaux pratiques permettent aux étudiants d'apprendre à chercher la solution d'un problème juridique de nature pratique. Ils supposent donc une analyse rigoureuse (une grande précision est exigée) et critique (une prise de distance, par rapport aux thèses en présence, est nécessaire, dans les limites d'un travail pratique).
Les travaux pratiques permettent de développer la maîtrise de la méthodologie juridique : recherche et utilisation des sources du droit, structuration d'un texte, correction des citations et références bibliographiques.
Ces travaux invitent également à découvrir les avantages mais aussi les contraintes d'une démarche collective. En effet, si leur travail écrit doit être personnel et original, les étudiants sont cependant invités à coopérer, notamment dans la recherche des sources et l'identification des questions juridiques posées.
Les travaux pratiques permettent encore aux étudiants de développer leur faculté de s'exprimer oralement sur un sujet juridique.
Enfin, s'échelonnant sur environ trois mois, les travaux pratiques permettent à l'étudiant d'apprendre à gérer son temps, notamment à respecter les délais en y incluant les contraintes extérieures telles que la dactylographie, le nombre de pages,...

Prérequis :
Corequis :
Aucun

Contenu de l'activité :
Uitvoerige en diepgaande studie van het Belgische verbintenissenrecht, met inbegrip van de onrechtmatige daad en met aanduiding van (de Europese bron van) toepasselijke bijzondere wetgeving die het verbintenissenrecht van de Code Napoléon versnippert.

In het eerste deel komen in een eerste titel de verbintenissen uit overeenkomst aan bod. Daarbij gaat de aandacht uit naar het begrip en de soorten overeenkomsten, de algemene principes van contractenrecht (wilsovereenstemming, grenzen aan contractvrijheid, interpretatie en aanvulling en uitvoering te goeder trouw). Bij het sluiten van de overeenkomst komen de geldigheidsvereisten en nietigheidsregeling en de totstandkoming van de overeenkomst vanuit dynamisch perspectief aan bod. In een hoofdstuk over de nakoming van de verbintenis worden de toerekenbare en niet-toerekenbare tekortkoming, de algemene remedies bij contractbreuk en de bijkomende bijzondere remedies bij wederkerige contracten (ontbinding, ENAC en retentie) gezien. In een volgend hoofdstuk wordt de derden-werking behandeld en ten slotte volgen nog specifieke gronden van beëindiging en opschorting (o.m. herroeping en verval). In de tweede titel worden de verbintenissen uit eenzijdige rechtshandeling en de natuurlijke verbintenis bestudeerd.

Het tweede deel is gewijd aan de quasi-contracten en de verbintenissen uit onrechtmatige daad (gronden van aansprakelijkheid, schade, causaal verband, algemene principes en tendensen en aansprakelijkheidsregimes). Deze onderdelen worden op een meer interactieve wijze gedoceerd aan de hand van heel wat praktische voorbeelden. Dit deel van de cursus wordt tevens ondersteund door de oefeningen (casus) die in het monitoraat aan bod komen. De studenten bereiden zelf de casus voor die dan een gezamenlijke bespreking krijgen in het monitoraat.

Het derde deel handelt over de verbintenis in het algemeen met deelaspecten als de modaliteiten van de verbintenis en de verbintenissen met meerdere voorwerpen en subjecten. Ten slotte worden nog de krachtlijnen van het bewijs en de verjaring uiteengezet.


KALENDER VERBINTENISSENRECHT

EERSTE DEEL: BRONNEN VAN VERBINTENISSEN
Titel 1: Verbintenissen uit overeenkomsten
1. Begrip en soorten overeenkomsten
2. Basisbeginselen
3. Totstandkoming van de overeenkomst
4. Uitwerking van de overeenkomst tussen partijen
5. Uitwerking van de overeenkomst jegens derden
Titel 2: Verbintenissen uit eenzijdige rechtshandeling
1. De eenzijdige belofte

TWEEDE DEEL: QUASI-CONTRACTEN EN BUITENCONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID
1. Overzicht van de quasi-contracten
2. Soorten aansprakelijkheid; samenloop en coëxistentie
3. Gronden van aansprakelijkheid: eigen daad en kwalitatieve aansprakelijkheden
4. Het oorzakelijk verband
5. Schade en schadevergoeding

DERDE DEEL: ALGEMENE LEER VAN DE VERBINTENIS
1. Modaliteiten van de verbintenis
2. Overdracht van verbintenissen en contracten
3. Uitdovingsgronden

VIERDE DEEL: HOOFDLIJNEN VAN HET BURGERLIJK BEWIJSRECHT EN DE VERJARING
1. Het bewijsregime
2. De bewijslast
3. De bewijsmiddelen en hun waardering
4. Verjaring

Le travail consiste en la rédaction d'un travail portant sur des questions concrètes à propos d'une situation décrite.


Activités d'apprentissages prévues et méthodes d'enseignement :
Hoorcolleges + monitoraten

In de hoorcolleges behandelt de docent de leerstof waarbij elk leerstuk inleidend wordt gesitueerd in zijn historisch-maatschappelijk perspectief en vervolgens de krachtlijnen van de regeling op kritische en bevragende wijze worden uiteengezet aan de hand van "sprekende" voorbeelden uit de rechtspraak en/of de praktijkervaring van de docent. De studenten mogen op elk ogenblik vragen tot verduidelijking of herhaling stellen. Elk afgewerkt deel wordt afgesloten met een "vragenronde" en/of een toekomstblik de lege ferenda.
In de monitoraten worden de aan de studenten op voorhand ter beschikking gestelde casusposities m.b.t. het onderdeel onrechtmatige daad gezamenlijk geanalyseerd op basis van de voorbereidingen van de studenten. De docent/assistent neemt hier een louter begeleidende taak op zich; de oplossingen moeten door de studenten zelf worden aangereikt.
De doelstellingen zijn enerzijds leerstofherhaling en anderzijds het maken van oefeningen die de student in staat moet stellen zelfstandig een dergelijke casus juridisch te analyseren.

Les travaux pratiques sont organisés en plusieurs étapes qui permettent aux enseignants de jalonner la progression des étudiants. Ceux-ci disposent, dès la première séance, d'un cahier des charges exposant la démarche à suivre et fournissant des indications bibliographiques.
Une étape intermédiaire invite l'étudiant à remettre un état de la question (qui fait le point sur la recherche effectuée) permettant à l'enseignant d'ajuster l'orientation prise par l'étudiant. Tout au long des travaux, des permanences hebdomadaires sont assurées au bureau de l'assistant, qui permettent aux étudiants de poser toute question pertinente et aux enseignants d'apprécier leur démarche.
Enfin, les travaux se clôturent par une séance de correction qui permet une évaluation positive du travail effectué.
Les travaux pratiques exigent le respect des consignes contenues dans le “ cahier des charges ”.

Méthodes d'évaluation :
Evaluatievorm : Schriftelijk
Vraagvormen : Open vragen
Leermateriaal : Geen

Examenperiode mei/juni

De beoordeling gebeurt op basis van een schriftelijk, 2 uur durend examen. De voorgelegde vragen zijn in hoofdzaak een verbintenisrechtelijke casus. Hierop wordt geoefend in het monitoraat.Daarnaast worden ook een grotere en een kleinere theoretische vraag gesteld. Het examen wordt ook nog toegelicht in de les en de studenten ontvangen een voorbeeld-examen via Hubwise.

Wanneer een vraag volledig niet of volledig onjuist wordt beantwoord, zal de eindscore geen mathematische weergave meer zijn, maar kan de student nog maximaal een 9/20 behalen.

De studenten mogen gebruik maken van een niet-geannoteerd wetboek. Een bondig, helder, precies, pertinent en concreet antwoord wordt vereist; wat daaraan niet voldoet wordt negatief gesanctioneerd.

A l'issue du travail pratique, l'étudiant est coté sur 20.
Les critères d'évaluation sont : la qualité de la démarche intellectuelle et de la résolution de l'énoncé pratique, la structure du travail écrit, la rigueur tant sur le fond que sur la forme, la bibliographie et la bonne utilisation des sources, le respect des contraintes, l'orthographe et la participation aux séances.

Bibliographie :
Geen

Voir le cahier des charges afférent au travail pratique.

Autres informations :
Geen

La résolution du cas pratique implique le recours à différentes sources : syllabus du cours, bibliographie non exhaustive du cahier des charges, recherches en bibliothèque (législation, doctrine, jurisprudence),….